De LIVEOP 24 Agent maakt verbinding met een externe gegevensbron om gegevens over incidenten, eenheden, statuswijzigingen etc. te synchroniseren met het LIVEOP-platform. De instellingen van de gegevensverbindingen worden opgeslagen in het configuratiebestand Agent.config in de installatiemap van de agent. Het bestand Agent.config is een XML-bestand. Wijzigingen die hierin aangebracht worden dienen daarom te voldoen aan de stricte eisen die XML-opmaak stelt aan de opmaak van de tekst. Zie voor meer informatie:
Gegevensverbindingen configureren met connectors
In Agent.config stel je zelf connectors in waarmee je de query's kunt bijwerken die de agent gebruikt voor het ophalen van de benodigde gegevens uit externe gegevensbronnen.
In de node configuration / connectors kun je connector-nodes toevoegen waarin de instellingen van queries worden opgeslagen. In de instelling configuration / settings / connector[primary/primaryVersion] kun je instellen welke connector als primaire connector wordt gebruikt voor het inladen van incidentgegevens.
Je kunt verschillende connectors toevoegen, bijvoorbeeld bij de upgrade naar een nieuwe databaseversie. Door de instelling voor de primare connector te wijzigen, kun je vervolgens snel schakelen tussen verschillende connector-configuraties, zonder hiervoor bestaande query's te hoeven wijzigen.
Connector-instellingen wijzigen
De connector-instellingen bevatten de volgende structuur:
- connector
- connections
- connectionString+
- queries
- query+
- connections
Connection string instellen
Je kunt verschillende connection strings toevoegen voor het verbinden met de brondatabase. De actieve connection string wordt ingesteld in de eigenschap configuration / settings / connector[connection].
Geldige argumenten van een connectionString node zijn:
Attribuut | Opmerking |
name | Unieke naam van de connection string |
databaseType | Type database, geldige waarden zijn: Oracle, MsSqlServer, PostgreSQL |
De waarde van de connectionString node dient de werkelijke connection string te bevatten.
Query's instellen
Met query-nodes kun je de waarde van query's instellen die de LIVEOP 24 Agent gebruikt om de gegevensbevragingen op de database uit te voeren.
De LIVEOP Agent gebruikt de query's uit onderstaande tabel om gegevens uit de incidentendatabase op te halen.
Naam | Beschrijving |
GetActiveIncidents | Deze query haalt een overzicht op van actieve incidenten. |
GetActiveUnitStatus | Deze query haalt een lijst op van alle actuele statussen van eenheden die gekoppeld zijn aan een actief incident. |
GetAllUnitStatusses | Deze query haalt een lijst op van alle actuele statussen van alle eenheden. |
GetAllActiveIncidentsCharacteristics | Deze query haalt een lijst op van alle karakteristieken van de actieve incidenten. |
GetAllActiveIncidentsUnits | Deze query haalt een lijst op van alle eenheden die gekoppeld zijn aan de actieve incidenten. |
GetAllActiveIncidentsFunctions | Deze query haalt een lijst op van alle functionarissen die gekoppeld zijn aan de actieve incidenten. |
GetAllActiveIncidentsStations | Deze query haalt een lijst op van alle kazernes van de actieve incidenten. |
GetAllActiveIncidentsMessages | Deze query haalt een lijst op van alle kladblokregels van de actieve incidenten. |
GetUnits | Deze query haalt een lijst op van alle eenheden. |
GetFunctions | Deze query haalt een lijst op van alle functies. |
GetFunctionTypes | Deze query haalt een lijst op van alle functiesoorten. |
GetAllActiveIncidentsAOLs | Deze query haalt een lijst op van alle AOL's van de actieve incidenten. |
GetArchivedIncidents | Deze query haalt een overzicht op van archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsCharacteristics | Deze query haalt een lijst op van alle karakteristieken van de archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsMessages | Deze query haalt een lijst op van alle kladblokregels van de archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsUnits | Deze query haalt een lijst op van alle gekoppelde eenheden van de archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsUnitHistory | Deze query haalt een lijst op van de statusgeschiedenis van iedere eenheid die aan een archiefincident is gekoppeld. |
GetAllArchivedIncidentsTasks | Deze query haalt een overzicht op van alle taken die gekoppeld zijn aan archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsTeams | Deze query haalt een overzicht op van alle ploegen die gekoppeld zijn aan archiefincidenten. |
GetAllArchivedIncidentsCalls | Deze query haalt een overzicht op van alle meldingen die gekoppeld zijn aan archiefincidenten. |
Bij het ophalen van de query's qorden de volgende parameters in de ingestelde query's vervangen door actuele waarden.
Parameter | Beschrijving |
{incidentIds} | Deze parameter wordt vervangen door een kommagescheiden lijst van incident id's die meekomen vanuit de query GetActiveIncidents. Deze parameter kan bijv. worden gebruikt in de query GetAllActiveIncidentsMessages om alle kladblokregels op te halen die bij een actief incident horen. |
Wijzigingen doorvoeren
Na het doorvoeren van de wijzigen sla je het bestand op. Om de wijzigingen te activeren, herstart je de LIVEOP A24 Agent. Dit kun je op de volgende manieren doen:
- Voer in een command prompt of PowerShell-scherm met Administrator-rechten het volgende commando uit:
net stop "LiveOP 24 Agent"
net start "LiveOP 24 Agent"
Let op: als je de standaardnaam gewijzigd hebt, voer dan tussen de dubbele aanhalingstekens de aangepaste naam in. - Een alternatieve manier is via de Service Control Manager in Windows. Klik met de rechter muisknop op het startmenu en klik op Apparaatbeheer (Computer Management). Ga naar Services. Zoek hier in de lijst de LiveOP 24 Agent en klik op Opnieuw starten (Restart).
Opmerkingen
0 opmerkingen
U moet u aanmelden om een opmerking te plaatsen.